wanderlust on wheels
27 June 2017
We hebben weer een groots plan. We willen dwars door de Pyreneeën rijden, over onverharde bergwegen, in een grote Land Rover. Met ons gezin: mijn man Thijs, onze twee pre-pubers Mika en Luuk, en ik (vrouw Linda). Zo vrij als een vogel, dwars door misschien wel het mooiste gebied van Europa.
Ons plan blijkt verbazend eenvoudig te realiseren: we huren een Land Rover via het Nederlandse bedrijf Steel Brothers, met alles erop en eraan; daktenten, keuken, koelkastje. En voor de totale wildernis-ervaring krijgen we er roadmap bij, met routes over de allermooiste weggetjes, langs de bergkammen, meertjes en hoogvlaktes van de Pyreneeën. Wiehoe, we hebben er zin in!
Voor vertrek rest ons nog 1 vraag: hoe doe je dat eigenlijk, over steile paadjes rijden zonder in het ravijn te eindigen? Want we hebben geen enkele 4x4 ervaring. Han Smits van Steel Brothers geeft ons ruim voor vertrek het antwoord, in een korte workshop. We treffen hem naast een donkergroene Defender 130 met een dubbele cabine en verlengde laadbak; de auto die we later van hem meekrijgen voor dit avontuur. Voor iedereen die niets van auto’s weet (wij dus); dat is ongeveer het formaat van 2 grote glasbakken achter elkaar met hele grote wielen eronder. Enorm, als je een gewone personenwagen gewend bent. “Mijn god, moeten we dáármee over een smal bergweggetje?” piep ik benauwd. Han lacht: “Het is echt niet moeilijk hoor, gewoon rustig aan.” Om te oefenen laat hij ons over een aantal onverharde hellingen langs de Waal rijden. Hobbelend en schuddend leren we de wagen kennen. Ik zal eerlijk zijn; gewoonlijk heb ik niet zo veel met auto’s. Maar dit vind ik meteen geweldig. En mijn 4 mede-cursisten, zitten al net zo te glunderen. Han praat ondertussen honderduit over high gear, low gear en de spare differentieel stand. Hij laat ons even in high gear achteruit de helling af rijden. Met een rotgang komen de bomen onder aan de helling op ons af. Aaaah! Is dit goed? “Zet hem maar even in Low Gear, dan voel je het verschil” zegt Han. Ik besluit ter plekke de héle Pyreneeën te doorkruisen in low gear; lekker stapvoets en beheerst. “Niet overdrijven!” zegt Han, “Voorzichtig zijn is belangrijk en als je twijfelt, stap je gewoon even uit om de situatie te bekijken. Maar je moet ook gewoon lekker rijden; bij deze wagens ligt de paniekgrens vóór de kantelgrens.” Het klínkt geruststellend, maar het woord kantelgrens blijft nog lang in mijn hoofd hangen.
Drie weken later zijn we er klaar voor. We gaan de Pyreneeën doorkruisen in westelijke richting, van de Middellandse zee richting de Atlantische oceaan. Een tocht van zo’n 1300 km. Het zal zo’n 2 weken kosten om de Atlantische Oceaan te bereiken. Daarom hebben we de reis in tweeën gehakt; na de eerste week zal ik met onze pre-pubers naar huis vliegen (einde schoolvakantie). Thijs maakt de route af, samen met 3 vers ingevlogen andere mannen. Het is eind april en het weerbericht voorspelt gematigd weer: overwegend zonnig, met af en toe een buitje en frisse nachten als we hoog in de bergen zitten. We pakken zwembroeken in, maar ook wollen truien en mutsen. Verder: stapels donzen dekbedden, slaapzakken, dekens en proviand. Bij Steel Brothers halen we de auto op. Stuiterend van opwinding gooien we onze spullen in de laadbak en beginnen de tocht richting Zuid-Frankrijk. Op de snelweg gaat het niet harder dan 110 km/u; ruim de tijd dus om te wennen aan de auto. De funfactor is meteen heel hoog. Onderweg steken mensen hun duimen op en bij het benzinestation poseren hele gezinnen voor een kiekje met onze auto. Wij voelen ons onmetelijk cool. En ontdekken: Land Rover rijders groeten elkaar. Wisten we niet.
De kilometerteller tikt door en langzaam verandert het landschap. De eerste cipressen en kleine terracotta dorpjes verschijnen. En uiteindelijk: een groot blauw vlak in de verte. De Méditerranée. We rijden door naar het Franse dorpje Banyuls sur Mer. Prachtige oude straatjes. Smal ook. Te smal, blijkt al snel. In een steile bocht staan we plots klem tussen de huizen. Hindernis nummer 1: we passen niet door het dorp waar we willen overnachten. Achter het stuur begint Thijs moeilijk te kijken en de pubers op de achterbank vinden het gênant. Ik stap uit, toon mijn aller-charmantste glimlach aan de bestuurders achter ons en vraag hulp. Opgelucht ontdekken we: met zo’n auto kun je op veel sympathie rekenen. De locals dirigeren ons uit onze benarde positie en de alleraardigste van hen, gaat zelfs voor ons uitrijden om een bredere weg te wijzen. Leve relaxte mensen! Daarna hoeven we alleen nog maar verse vis te eten en ons bed in te rollen. Want morgen begint het echte avontuur.
De volgende dag: croissants & café aan de Middellandse zee. Hallo vakantiegevoel! Daarna is het tijd voor Le Grand Départ. We rijden naar het Collioure, het startpunt van de Trans-Pyrenéenne, zoals onze tocht officieel heet. Het is markt in het stadje. Veel mensen met manden vol groente en afgesloten straten. Ons startpunt aan zee is niet bereikbaar dus we prikken ons eigen startpunt: een okergeel kerkje aan de Rue du Temple.
Daar gaan we: voor het kerkje langs, onder de spoorlijn door. Binnen 2 minuten zitten we op een piepklein bergweggetje met aan twee kanten druivenranken. De weg gaat steil omhoog over hellingen met wijnterrassen. Links hebben we fantastisch uitzicht op de kust. Rechts doemen de Pyreneeën op. Het is voorjaar en overal staan bloeiende bloemen. Waanzinnig mooi!
Met een grote grijns rijden we verder omhoog in onze Defender. We voelen ons de koningen van de piepkleine onverharde bergweg. We willen net een lied inzetten met de tekst “wij en onze tank, wij kunnen alles aan”, als we een tegenligger in beeld krijgen. Twee Franse wijnboeren in een pick-up truck die de hele breedte van het pad inneemt. Net als wij. En aan twee kanten: een steile helling omlaag. We speuren tevergeefs naar een breder stuk en besluiten te stoppen. De wijnboeren rijden gewoon door. Als ze tegenover ons staan, gebaren ze dat wij naar achteren moeten. Ik spring uit de auto (letterlijk, want de cabine is nogal hoog), ik toon weer mijn alleraardigste glimlach en vraag ‘mais comment messieurs?’. Ze gebaren naar een plek die je met veel fantasie een inhammetje zou kunnen noemen. Ok dan. We gaan het proberen. We parkeren onze wagen strak tegen de berg aan. Zij sturen rakelings langs de rand. “O my god! O my god!” roepen de pre-pubers. Maar: het lukt. We slaken een zucht van verlichting, het pad is weer vrij. We volgen de mooiste weggetjes en zetten het lied alsnog in. Steeds hoger kruipen we, met aan de linkerkant de zee en rechts de bergen. Duizenden struiken knalgele brem en paarse lavendel om ons heen. En in de diepte: de dorpjes Argeles, Cosprons en Banyuls. Mooi mooi mooi. Ineens realiseren we ons; met een auto als deze kom je op plekken waar je anders nóóit zou kunnen komen. Plekken waar het beeldschoon is, en je vrijwel niemand tegenkomt. De meest afgelegen en woeste stukken natuur van Europa. Lucky bastards we are.
Hoger en hoger rijden we de Pyreneeën in. Boven op de Col de Banyuls passeren we een grote steen met plaquette: de Frans-Spaanse grens. Si señor, estamos en Cataluña! We nemen een weggetje met aan de rechterkant een steile rotswand en aan de linkerkant een afgrond. Thijs zit achter het stuur. Ook hier is het heel mooi, dat zien we heus wel. Maar wij bijrijders zijn in deze eerste vangrail-loze uren ook even met onszelf bezig. Want we hebben veel vertrouwen in chauffeur Thijs, maar dat pad is echt heel smal en die afgrond is echt heel diep. En als je dan soms, door de hoge motorkap, het pad níet meer ziet en de afgrond des te beter, dan is dat best wel even slikken.
Het goede nieuws is: afgronden wennen snel, en er is blijkt altijd nog een paar meter ruimte over te zijn. En dat is fijn. Zo kunnen we met een gerust hart genieten van het geweldige uitzicht. En zijn we klaar voor de volgende uitdaging van ons gloednieuwe 4x4 avontuur: haarspeldbeldbochten level 2. We ontdekken: de draaicirkel van de auto is best groot en de smalle haarspeldbochten kunnen we alleen nemen, door achteruit te steken. Uhm ja, als de roadmap ons hierlangs stuurt, dan zal het wel kloppen... Ik stap uit om de situatie te bekijken en aanwijzingen te geven. De auto staat behoorlijk scheef, vlak naast een diepe kloof zonder vangrail. Op de achterbank beginnen Mika en Luuk nerveus te schuiven. Ik probeer rustig te blijven en herhaal in mijn hoofd Han’s woorden; “de paniekgrens ligt bij deze auto’s vóór de kantelgrens”. “Ok, niks aan de hand dus. Dit is precies de bedoeling” houd ik mezelf voor. Thijs steekt achteruit, we hebben nog een krappe 2 meter tot aan de absolute rand. De kinderen houden hun adem in. Indraaien, vooruit, en hópla, we staan weer goed. Pffffffff, even rustig ademen. Dat was best wel spannend, vinden wij als onervaren Defender-rijders. Maar in het uur daarna gebeurt er iets grappigs: er volgen nog een hele hoop van dit soort bochten. En na de 6e, stapt niemand meer uit, houdt niemand z’n adem meer in als we een beetje scheef staan en gaat het gesprek in de auto gewoon door als we achteruit steken richting afgrond. En langzaam groeit het vertrouwen: wij kunnen dit. En vooral; deze auto kan dit. Hij is ervoor gemaakt, dat voel je. En dus genieten we volop. Van de bochten, de smalle stukken en de dieptes. En van de adembenemend mooie natuur!
De route gaat verder over een gravelweg, dwars door natuurreservaat Vall de Sant Quirze. De bergen zijn bedekt met een gele brem-deken, het ruikt naar thijm en rozemarijn en overal cirkelen grote roofvogels. We passeren wat wandelaars. En tegenligger nummer 2; een Franse jeep met daktent en een klein dametje achter het stuur. Ik spring weer uit de auto, overleg hoe we elkaar gaan passeren. Het past wederom. Nét. Maar dat maakt niet uit. We zijn er weer voorbij. De kinderen luisteren muziekjes op de achterbank en we vergapen ons aan het uitzicht. Wat een machtige ervaring is dit.
Midden in het berggebied treffen we een restaurant stampvol hongerige wandelaars en grote Spaanse families met opa’s, oma’s, kleuters, peuters en baby’s; de traditionele Spaanse zondagslunch. We schuiven aan. De kinderen zijn onder de indruk van wat zo ongeveer de grootste BBQ ter wereld moet zijn. Na de lunch passeren we kleine dorpjes met fier wapperende Catalaanse vlaggen. Om tussen twee huizen door te komen, moeten we soms de autospiegels inklappen. Maar het past elkaar keer weer. Net. Aan het einde van de middag laten we de onverharde paden voor wat ze zijn. We zoeken het asfalt op en rijden naar een camping voor de eerste overnachting. Tijd voor de grote daktent-test.
Het uitklappen van de tenten blijkt een makkie; binnen 10 minuten zijn we klaar. De kinderen maken selfies met de auto (Instagram, Instagram!) en verdwijnen met een voetbal. Thijs en ik ploffen neer in onze vlinderstoel met een biertje. Zo! Dat hebben we als onervaren 4x4 rijders toch mooi geflikt vandaag. Door adembenemend mooie gebieden gereden en alle hindernissen overwonnen. We voelen ons trots en bevoorrecht. De halve camping loopt ondertussen uit om foto’s van onze wagen met daktenten te maken en “que chulo!” (how cool!) te roepen. We zijn het totaal met hen eens!
60952
De daktenten zijn goedgekeurd! We worden pas na 9 uur wakker. Ik ben verbaasd over hoe lekker we hebben geslapen. Vakantiegevoel? Check! De camping ligt hoog en het was een koude nacht. Maar het dekbed was warm en het matras van de tenten bleek dik en bizar groot (240 x 160 cm). Hebben we thuis niet hoor. En wat een feest om zo hoog te liggen. Geen optrekkende kou, geen riviertjes in je tent door een nachtelijke stortbui of een plat been als je buurman iets te ver achteruit rijdt met z’n auto. Dat soort zorgen heb je in een daktent niet. Heerlijk relaxed.
Vanuit de camping rijden we omhoog naar de Alta Garrotxa door bos vol oude olijfbomen. De zon breekt door en de lente knalt ons tegemoet met duizenden lichtgroene blaadjes. Net als gisteren, komen we urenlang niemand tegen. Op de achterbank wordt er gediscussieerd over de vraag of hier wilde zwijnen zitten en welk kapsel Justin Bieber het beste staat.
Het pad wordt steeds steiler. De weg is modderig en zit vol grote geulen en rotsen. Maar hé, na gisteren zijn wij nergens meer bang voor. Bovendien hebben we opgelet in de workshop van Han; tijd om te gaan rijden in low gear. Net ik een chauffeurswissel voorstel, nemen we een scherpe bocht en glijden in een diepe geul. We hellen flink over en het wiel begint te spinnen. De discussie over Bieber stopt abrupt. Tijd om weer uit te stappen. Ik bekijk de weg en begin er lol in te krijgen. Ok, we moeten die geul uit. Dat moet lukken, ook zonder grip; de zwaartekracht trekt ons vanzelf naar achteren. Ik gebaar naar Thijs: laat de auto maar terugzakken. Nieuwe poging over een ander spoor. Thijs rijdt stapvoets en ik sein om ook de achterwielen uit de geulen te houden: beetje naar rechts, beetje naar links. Maar er is te veel modder op het pad; de auto schuift weer achteruit naar beneden. De kinderen trekken wit weg en schudden hun hoofd; niet leuk. Het vertrouwen dat wij gisteren vonden als chauffeurs, is nog niet helemaal overgeslagen naar de achterbank. Maar achter het stuur zie ik een grijns. Wíj weten zeker dat we deze steile modderbocht gaan masteren. Nu de kinderen nog. We besluiten de spare differentieel aan te zetten en aan de hoge kant van de weg door de berm te rijden. Langzaam kruipt de wagen omhoog, de wielen houden grip en Thijs stuurt het pad weer op. Yeah, gelukt! Iedereen slaakt weer een kleine zucht van verlichting en ik klim in de auto. We bereiken de top van de bergpas, met een beeldschoon klein kerkje; San Andreu de Gitarriu. Met waanzinnig uitzicht rondom; ontelbaar veel hoge pieken waarvan sommige met sneeuw. We plukken wat wilde lavendel voor op het dashboard.
In de afdaling passeren we bergkoeien met klingelende bellen en een kudde loslopende paarden. De kinderen DJ-en en ik zoek in de roadmap naar een dorpje waar we wat kunnen eten. Ondertussen worden we als team steeds beter in ‘het lezen van de weg’. Keien, geulen, plassen en haarspeldbochten: appeltje eitje. We zeggen de onverharde route weer gedag en rijden naar Oix (spreek uit Ojsh), gewoon omdat die naam tof klinkt. We zingen net lekker hard mee met de muziek als in een bocht plots een andere Defender van Steel Brothers opduikt. Achter het stuur: een meneer met een brede lach. We hebben nog net tijd om uitbundig te zwaaien, voor de haarspeldbocht begint. Zelden iemand met zo’n grijns in een auto zien zitten. En dan zie ik ineens dat wij hem ook hebben, die grijns.
In Oix doen we een late lunch, bekijken de 1000 jaar oude dorpskerk en rijden verder. Meisjes voorin. We passeren een beeldschoon middeleeuws dorpje; Beget. In het stadje Camprodon slaan we kaas, worst, brood en water in. En bekijken de oude Romaanse boogbrug. Het is inmiddels te laat om een mooie plek te zoeken voor wildkamperen, dus zoeken we een camping op. Hop hop, daktenten omhoog; we worden er al bedreven in. De boordkeuken uitklappen en koken. We hebben het enorm naar onze zin met onze survival auto. Wat een mooie route reden we weer vandaag. We bestuderen de kaart en zien we gaan tergend langzaam richting het westen. Rijden mensen deze route echt in 10 of 12 dagen? Gaat ons niet lukken. Maar wat kan ons het schelen? Het is een fantastisch avontuur en we vermaken ons enorm. Die nacht slapen we weer heerlijk. Ik wil thuis ook een daktent!
De volgende dag staat er een route op het programma die ons tot bijna 3000 meter hoogte voert. Volgens de camping-eigenaar ligt er nog sneeuw op de hoge paden. Mmmmmm. Sinds gisteren weten we dat onze Defender steile rotswegen, modder en glibberige geulen prima aankan. Maar het element sneeuw daar nog bovenop, vinden we zelf te veel van het goede. We besluiten door te steken naar een lagergelegen stuk van de route, om te gaan wildkamperen. We gooien de tank vol, zorgen voor drinkwater en genoeg eten voor een nacht in het bos. Ready to roll, mooie plekjes, kom maar door!
Op weg naar het dorpje Vilamanya stuiten we op een piepklein ijzerdraadje met wapperende plastic tasjes dat over de weg is gespannen. Dat is duidelijk; dat wordt omkeren op de smalle bergweg, maar hee, dat doen wij inmiddels met twee vingers in onze neus. We verslepen een paar takken die aan de kant van de weg liggen en dan kunnen we er net langs. Hop, weer naar beneden. We stoppen voor een spoorwegovergang en zwaaien naar de machinist van het bergtreintje. Hola! Pfieuw pfieuw!
In Ribes de Freser wandelen we langs de rivier en bestellen we in ons beste Catalaans een heerlijke lunch. Dan pikken we de draad van de route weer op. Die middag rijden we de wolken in. Het begint te regenen. We besluiten nog een half uurtje door te rijden, maar het wordt er niet beter op; we kijken tegen een dichte muur van wolken aan, de regen komt met bakken uit de lucht. Het weer lijkt compleet omgeslagen en de bergen zien er grauw en treurig uit. Even het weerbericht checken. Madre mia! Niks 27 graden; de komende vier dagen is het koud en gaat het non-stop regenen langs de geplande route. De kinderen zakken zuchtend onderuit en ook Thijs en ik moeten toegeven: met beslagen ramen over glibberige paden rijden klinkt niet geweldig. Met spijt zetten we een dikke streep door het wildkamperen. We besluiten over de verharde weg richting de zon te rijden. Tijd voor een beetje kunst en cultuur in de bewoonde wereld. Dus zetten we koers naar Figueres, waar het Dali Museum staat.
En zo brengen we twee nachten door, niet woest wildkamperend op een berghelling, maar in een stads-appartement met vaatwasser. Een beetje beteuterd, dat wel. Want we zaten er helemaal in, in de off-the-road, off-grid, into-the-wild vibe. En dan voelt zo'n appartement vol elektrische apparaten gek genoeg als een ongemakkelijke luxe. Maar Figueres is een leuk stadje en het Dali Museum blijkt geweldig. Surrealisme en pre-pubers; een gouden combinatie. Het museum puilt uit van de indrukwekkende, gekke, bizarre en mysterieuze werken. Dali heeft het museum zelf mede vormgegeven en dat voel je: het gebouw is één groot surrealistisch object, vol verwijzingen naar typische thema’s uit zijn werk. Fantastisch. Maar we geven ook eerlijk toe: we missen de bergweggetjes en de woeste natuur.
De volgende dag is het weer feest. De wolken zijn weg en de zon schijnt. Adios magnetron, vaatwasser en lift, wij springen weer in onze Land Rover! Door velden vol klaprozen rijden we Figueres uit. Om ons heen: lieflijke heuvels met olijfbomen, wijnvelden, riviertjes en voorjaarsbloemen. In de verte verrijzen de hoge toppen waar we heen rijden. Bij de dorpspomp van bergdorp Espolla zwaaien we naar stokkoude vrouwtjes: “Bon dia!”. We worden vriendelijk toegeknikt: “Bon dia!”. In het dorpscafé drinken we nog een café con leche. Aan de muur: een scorebord van de lokale jachtvereniging. We vergapen ons aan de eindeloze opsomming van wilde zwijnen die dit seizoen geschoten zijn. Pepe Murillo heeft het record: een mannetjeszwijn van 104 kg.
We kopen nog wat brood en fruit en nemen een klein weggetje door een groen heuvellandschap met grote ronde keien en rotsen. Overal om ons heen: olijfbomen en wilde bloemen. Met veel gejoel rijden we dwars door een klein riviertje. Stedelingen in een natuur-speeltuin. Een wirwar van zijpaden zorgt ervoor dat we de route een paar keer kwijtraken. Dan begint het grote puzzelen; terug naar waar we het nog snapten, kijken naar de kilometerteller en de aanwijzingen proberen te begrijpen. De kinderen nemen plaats op de bijrijdersstoel voor het betere spoorzoeken. “Rij eens achteruit. Is dit een pad? Rij eens verder. Nee, dit is geen pad. Of toch wel? Ja, dit is een pad. Denk ik. Hahahaha. Ja neem deze maar. O, hier staat een hek. Toch niet dan.” Een wijnboer op een tractor zet ons weer op het spoor. Gracias! We komen uit in het Paratge Natural d' Interes National de l'Albera; een hoogvlakte vol loslopende koeien en menhirs van 5000 voor Christus. Of zoals de pre-pubers het verwoorden: “vet oud”. In de verte; een berg met een Disney-achtig kasteel op de top; “vet mooi.”
Langs een riviertje rijden we dwars door het natuurreservaat richting Santa Maria Requesens. Ook hier is het overweldigend mooi. We passeren watervalletjes en rijden langs oude kurkbomen. “Hee, hee!! KIJK! Kijk daar, een geparkeerde auto!!” klinkt het van de achterbank. Zodra dát een belevenis is, weet je dat je heel ver van de bewoonde wereld bent.
We rijden langs het kasteel naar een afgelegen boerderij waar we volgens de roadmap kunnen eten. Op het erf: loslopende koeien, kalfjes, honden en katten en schuren met hooi. Niks wijst erop dat dit een restaurant is. Maar een oude Spaanse mama wijst naar een tafel onder de kastanjebomen en duikt de boerderij in. Kort daarop komt ze weer naar buiten met schalen vol heerlijk eten. Salade, patat, konijn, rund en lam, in enorme hoeveelheden. Vegetariërs hebben het moeilijk hier.
De route gaat verder over een bergkam met prachtig uitzicht aan beide kanten. We plukken de grootste paardenbloemen die we ooit zagen en blazen de pluizen weg. Weer verder langs een serie kleine watervalletjes, door een stroompje, langs olijfbossen en wijngaarden. Langs de weg hangen borden: verboden te schieten met een jachtgeweer. Jammer, vinden de pre-pubers; hadden ze net zin in. Bij een boer kopen we wat flessen wijn, afkomstig van de druivenranken waar we zojuist tussendoor reden. En een paar Catalaanse biertjes met hipster-etiket, om het mannenteam te verwelkomen.
Dan gaan we op zoek naar een mooie plek voor een nachtje wildkamperen. Een klein veldje aan een bosrand wint het; ver weg van het pad, de auto net uit het zicht, genoeg ruimte om te voetballen. Perfect.

We trappen een balletje, klappen de keuken open, koken een pasta, drinken een glaasje, klappen de tenten uit. Daarna discussiëren we nog even over wolven en beren, en kruipen ons bed in. Als we net in slaap vallen, klinkt er een krijsend geluid. Keihard. Deze natuur-watjes schrikken zich te pletter. Met bonkend hart wachten we af. Daar is het weer, vlak boven ons hoofd. “WAT IS DAT?” roepen de kinderen vanuit de andere daktent. Het klinkt als een kruising tussen een agressieve albatros en klein hondje dat klem zit tussen een deur. “Een roofvogel in wiens territorium we staan!” roep ik terug, in de hoop dat ik gelijk heb. Beren maken een ander geluid. Toch? In de minuten die volgen, klimt niks en niemand de tentladders op, en het uiteindelijk sterft geluid weg. Tijd om te slapen.
De volgende dag worden we wakker midden in de natuur. We realiseren ons dat dit precies de 2 ingrediënten zijn, die deze trip zo geweldig maken: de woeste natuur en de totale vrijheid. Met deze auto kunnen we rijden waar we willen, slapen waar we willen, met overal om ons heen die prachtige natuur. En in de dorpjes: heerlijk eten. Wat een feest!
Vandaag rijden we de route rond het meer van Darnius. De grote vraag die ons al dagen bezighoudt: als het hier zo waanzinnig mooi is, waarom is hier dan niemand? Vanaf de weg spotten we een verlaten strandje in de zon. Daar willen we naar toe! Maar in het pad er naartoe, zit een overgang van een halve meter hoog. “Hahahahindernis” denken wij. We zijn immers al een week op weg. Van grote stenen bouwen we 2 hellinkjes. Als het goed is, kunnen de wielen er precies overheen. Si señores, het lukt! Om dat te vieren rijden we gillend een heel klein stukje door het meer. Gewoon omdat het kan. En dan het strandje op. We trekken de beachball-set, de vlinderstoelen en de boeken uit de auto. En de kleinste zwembroek, want Luuk gaat een duik maken.
Na een uurtje beachlife is het weer tijd voor actie. Terug omhoog over onze zelfgebouwde hellinkjes, richting een smalle brug over het meer. We komen terecht op een weg vol gaten en kuilen. Hij loopt heel steil omhoog en biedt een waanzinnig uitzicht over het meer. Geweldig om hier te kunnen rijden. Bovenop de berg is een dorpje, volgens de roadmap. “Misschien hebben ze cola!” roepen de kinderen. Het blijkt om een ingestorte boerderij te gaan, bewoond door een schaap, een geit, een paar koeien en een paard. Geen cola. We rijden het natuurgebied Penya-segats de la Muga in en komen terecht op een steil weggetje van rode aarde dat zo in Afrika zou kunnen liggen. Ik zit achter het stuur en houd serieus rekening met ‘n giraffe of olifant uit de bosjes.
Om halfvier rijden we het mooie dorpje Sant Llorenc de la Muga binnen. Prima tijd voor een Spaanse lunch. Voor de zoveelste dag op een rij eten we verschrikkelijk lekker. Leve de Catalaanse keuken! En het Catalaanse ritme; om kwart voor vijf verlaten we het restaurant. We wandelen langs de rivier, keilen steentjes en lopen naar een bron, waar oude vrouwtjes water tappen in grote plastic flessen. We beklimmen de Middeleeuwse verdedigingstoren boven de stadspoort, en bekijken het draaiende waterrad.
We blijven op het asfalt en rijden naar een camping. Morgen is het tijd voor de wissel; Mika, Luuk en ik vliegen naar Nederland en ‘de mannen’ zijn aan zet voor het tweede deel van de route. Ze zitten boordevol plannen, de mannen. Ze gaan elke nacht wildkamperen, kilo’s jamon eten en de bijl gebruiken. Die is immers niet voor niets mee. Ze willen de Bardenas Reales woestijn zien waar veel western films zijn opgenomen. Ze willen een biertje drinken in de favoriete kroeg van Hemmingway en ze gaan proberen de Atlantische kust te bereiken. In een week tijd.
De volgende dag rijden we naar Barcelona. In onze tank, onze trots, onze rots in de branding en andere sentimentele benamingen. Met een gevoel van spijt. Want die auto, die ons op zulke prachtige plekken bracht, die ons nooit in de steek liet, die ons over steile rotspaden en dwars door riviertjes bracht, is ons na een week wel een beetje dierbaar geworden. Ik zou nog wekenlang willen doorrijden. Met mijn gezin, dwars door de adembenemend mooie Pyreneeën. Het was een betoverende en onvergetelijke trip.
=> Wil je ook op vakantie met een Land Rover? Kijk dan op steel-brothers.nl
=> Wil je weten of het mannenteam erin slaagde om de Atlantische kust te bereiken?
De foto’s hieronder geven het antwoord.